Ga naar de inhoud

Achtergrond

Wij zijn als mensen heel interessante wezens. Als je een mens tot de kern versimpeld zie je twee dingen die heel erg belangrijk zijn. Ten eerste wordt wat wij leuk vinden en als plezierig ervaren grotendeels bepaald door onze genen. Het tweede is dat alle informatie uit ons leven niet feitelijk wordt opgeslagen zoals een computer dat doet, maar als voorspellingen over wat er in onze omgeving gaat gebeuren. Deze twee feiten zijn belangrijk, omdat ze een grote rol spelen in wie jij bent als individu en vooral in hoe jij gelukkig kan worden.

Wie jij bent is genetisch bepaald

Eigenlijk is wie jij bent als een persoon voor een groot deel bepaald door je genen. Maar is er dan nog wel ruimte over voor wie jij bent als persoon, de gedachten die je hebt en de dromen die je droomt? Absoluut! Die genen die bepalen wie jij bent zijn precies datgene dat uiteindelijk ook die dromen droomt en die gedachten heeft. Jouw genen zijn niets meer dan informatie over wie jij precies bent, en hoe jij opgebouwd ben als persoon. Dit geldt voor simpele dingen zoals hoeveel vingers je hebt, tot veel complexere dingen, zoals welke activiteiten belonend voor je zijn of hoe jij de wereld om je heen ervaart.

Je weet misschien al dat genen doorgegeven worden van ouder op kind. Dit betekent dat alles wat jij bent en wat jij als fijn ervaart doorgegeven is door je voorouders. Deze eigenschappen zijn doorgegeven omdat je voorouders door die eigenschappen succesvol hebben kunnen overleven, deze eigenschappen zijn dus nuttig. De natuur heeft nuttige eigenschappen belonend gemaakt; ze geven je een goed gevoel. Terwijl slechte eigenschappen je een slecht gevoel geven, zoals jezelf verwonden of een ander persoon heel erg pijn doen.

Nu is ieder mens uniek in welke specifieke dingen belonend vinden, iedereen heeft een unieke combinatie van genen. Maar de kracht van die genen is heel sterk. Dit blijkt ook uit wetenschappelijk onderzoek. Hier is gekeken naar de tijdsbesteding van pubers als ze thuis wonen en als ze op zichzelf wonen. Thuis doen pubers nog veel dingen die de ouders belangrijk vinden dat ze doen, zoals bijvoorbeeld veel lezen. Nu blijkt dat als diezelfde jongeren op zichzelf wonen, dat dit leesgedrag binnen een paar weken is verdwenen. 

Dit betekent dus dat het niet uitmaakt hoe veel je omgeving jou probeert te stimuleren je op een bepaalde manier te gedragen, als dit niet in je genen zit, dan ga je dat nooit vanuit jezelf doen. Waarom niet? Omdat het je niet gelukkig maakt, het is niet belonend. Het past niet bij wie jij bent.

Het brein slaat informatie op in voorspellingen

Alles wat we leuk vinden wordt door onze genen bepaald. Dus als we gewoon naar deze genen luisteren, dan worden we gelukkig, toch? Helaas is dit niet altijd zo, en dit heeft vooral te maken met hoe onze hersenen werken. Alle prikkels en informatie die jij uit jouw omgeving ontvangt, wordt opgeslagen als voorspellingen over die omgeving. Heel simpel gezegd: als jij je hele leven hoort dat parachute springen heel raar en gevaarlijk is, dan zal je wanneer je te maken krijgt met de kans om parachute te springen veel meer geneigd zijn het te vermijden. Je voorspelling over hoe het parachutespringen zou zijn is voor een groot deel al bepaald door de informatie die je daarvoor uit je omgeving hebt gekregen. Dit is handige eigenschap van ons brein, omdat we op deze manier elkaar kunnen behoeden van gevaren. Maar wat als jij van nature iemand bent die graag spannende dingen doet en houdt van risico’s en dat nu niet meer durft?

De voorspellingen die jij hebt opgeslagen over jouw omgeving zijn niet altijd nuttig voor je. Soms komt het voor dat je in jouw opvoeding, door vrienden, vanuit school of door je werkomgeving bepaalde verplichtingen of gewoontes hebt aangeleerd die niet passen bij wie jij genetisch bent. Dit kan ervoor zorgen dat jij gedrag vermijdt dat juist heel belonend voor jou is, of dat je je niet vrij voelt om van dat belonende gedrag te genieten. Als jij bijvoorbeeld graag innoveert en risico’s neemt, maar dat altijd afgekeurd wordt in jouw werkomgevingen, dan leer je aan dat risico’s nemen en innoveren geen goede eigenschappen zijn van een werknemer. Deze gewoonte neem je daarna mee naar een nieuwe werkomgeving. Tien jaar later werk jij in een totaal nieuwe omgeving nog steeds op een manier die niet bij jou past. Dit kost energie. Dit maakt je minder gelukkig. Dit komt omdat je brein een voorspelling heeft gemaakt over het resultaat van innoverend gedrag en die voorspelling uit zich in een angst om je eigen innoverende zelf te zijn.